BIO:Jotie T’Hooft was born on May 9 1956 in Oudenaarde. His interest in literature and drugs began when he was in high school. In Ghent, where he lived when he was 17, his drug problems increased and he was arrested by the police. At age 18 he married Ingrid Weverbergh, whose father later published Jotie’s first collection of poems. After two failed attempts to commit suicide, Jotie finally succeeded in Bruges, in the night of 5 to 6 October. He wrote his farewell on the wall of the room he died in. Jotie left 12 unpublished poems on the mantelpiece in his house together with the permission to publish them after his death. He was buried at the cemetery in Oudenaarde. Many people today still read the poetry of Jotie T’Hooft. (by Menschenhasser / Lustmoord)
BIO: Op 9 mei 1956 wordt in het Sint-Elisabethhospitaal te Oudenaarde Johan Adriaan T'Hooft geboren, zoon van Marcel T'Hooft, onderwijzer en Rosa Bostijn, mode-ontwerpster in een confectie-bedrijf.
Al gauw worden echter de grootouders ingeschakeld in de opvoeding van de kleine Jotie, naar aanleiding van de bedlegerigheid van zijn moeder, tengevolge van hevige rugpijnen.
Op 3-jarige leeftijd verloor Jotie reeds zijn grootvader langs moeders' zijde - Gaston Bostijn, ook wel gekend als peter Elektriek - aan een hartaanval. Jotie's vader vertelde de kleuter dat grootvader op een verre reis vertrokken was en niet meer zou terugkomen. Jotie was teleurgesteld dat peter Elektriek geen afscheid had genomen, maar merkte ook op dat 'peter Elektriek het geluk had dat hij zich nu om niets of niemand nog moest bekommeren'. Amper 7 jaar later overlijdt zijn grootmoeder - Elise Coeck - aan darmkanker. De dood van zijn grootouders heeft Jotie nooit meer losgelaten, beiden komen voor in zijn poëzie en proza.
In deze periode verzamelde Jotie ook schedels van dode dieren en schelpen (die hij de huizen van dode dieren noemde). Al van kindsbeen af had Jotie een eigenaardige fascinatie voor de vergankelijkheid van dingen... van het leven, de dood. Hij liet mieren de lijkjes van dode mussen en muizen afbijten tot op het bot en stelde ze dan uit in een glazen kast. Later zou een mensenschedel zijn werktafel sieren.
"Mijn stilste en mijn trouwste vriend
getuige van het vele leed dat groeit
getuigenis ook van de verlossing
en hoe een & ander wordt verdiend"
(uit: Jotie T'Hooft - Een Doodshoofd)
De overstap van de lagere school naar de humaniora veranderde Jotie van een rustige, goede leerling naar een opstandige tiener. Hij ervoer aanpassingsproblemen en nam zijn vlucht in de poëzie. De leerstof interesseerde hem niet, zijn resultaten gingen bergaf. Enkel voor de vakken die hem boeiden, zoals Nederlands en Engels scoorde hij uitermate goed. Jotie ging zich enorm interesseren in lezen, dan wel in volwassenenliteratuur. Indertijd was zijn vader bibliothecaris en was het voor Jotie dus niet zo moeilijk om aan die boeken te raken. Zijn lievelingsauteurs waren toen al Herman Hesse en Franz Kafka. Buiten boeken met filosofische inslag las hij ook nog meer alternatieve boeken over het communisme, macrobiotiek, occultisme, satanisme, de kabbala, psychoanalyse, zenboedhisme, enz... Jotie had taalgevoel en verbeelding. Een ietwat duistere, morbide verbeelding, die niet gehinderd werd door nuchtere wiskundige inzichten. Jotie schreef vrij. Naast zijn literaire interesses breidde Jotie ook zijn muziekkeuze uit. Tegelijkertijd kwam hij in contact met drugs en begon volop te experimenteren. Drugs werden een belangrijk onderdeel in zijn bestaan... en uiteindelijk ook in zijn dood.
In zijn eerste jaar Latijnse (toen het zesde jaar genoemd) sloeg hij net. De jaren die daarop volgden waren problematischer. Het conservatieve Onze-Lieve-Vrouwcollege waar hij toen studeerde, stond hem toe over te gaan naar het derde jaar (toen het vierde genoemd) - na reeds het tweede te hebben gedubbeld - indien hij hun school zou verlaten. Alzo kwam Jotie terecht in Gent. Hier was de toestand echter niet veel beter en ook daar werd hij weggestuurd wegens oa. het dwepen met de communistische gedachtengang, zijn druggebruik, opjutten van medeleerlingen, enz... Jotie vervolgde zijn tocht langs de Oost-Vlaamse scholen. De leerstof kan hem totaal niet meer boeien, en zijn leven bestaat hoofdzakelijk nog uit drugs en dichten. Op 14-jarige leeftijd werd hij door een Gentse studente ingewijd in seksualiteit. Reeds op jonge leeftijd was Jotie al volop seksueel aan het experimenteren. Hij omschreef zichzelf als een '100% heterofiele bosneuker'.
Op 17-jarige leeftijd verlaat Jotie definitief de schoolbanken, eveneens het ouderlijke huis en hij vertrekt naar Gentn waar hij op kamers leeft. Om zijn steeds groter wordende drugbehoefte te kunnen bevredigen, neemt hij vanalle losse baantjes aan via het interimbureau. Samen met Chapo, zijn drugsmaatje, stort hij zich volop in het junkieleven van druggebruik en sex. Jotie hield echter niet op met schrijven, integendeel, en dat is waarschijnlijk één van de dingen die hem onderscheiden van andere junkies.
Wanneer Chapo wordt weggehaald door diens ouders, en Jotie alleen achterblijft, zakt hij in een diep dal. Kort daarop volgde in 1973 zijn eerste onhandige zelfmoordpoging: hij injecteerde zich met een coctail van slaapmiddelen en kerfde zichzelf met een scheermesje. Zijn moeder redde echter zijn leven. Achteraf plakt Jotie dat bewuste scheermesje in zijn dagboek. De periode die hierop volgde, kende Jotie een korte periode van relatieve rust, tot hij in 1974 wordt gearesteerd tijdens een razzia van de BOB wegens drugbezit en -dealen. Hij werd 7 weken geïnstitutionaliseerd in verbeteringsgestichten te Beernem en Ruiselede. Zijn verblijf daar viel hem zwaar, kraakte hem als het ware, het was vooral het ononderbroken toezicht dat hem ergerde. Desalniettemin bleef Jotie schrijven...
" De wanden zijn wit en de psychiaters
verdacht vriendelijk. Er is hoop
op genezing, maar ik heb nog niemand
zien weggaan, of hij kwam terug.
Dagen dat ik op weg naar mijn kamer
verdwaal wisselen zich met dagen
waarop ik de wereld doorschouw als een kristal."
(uit: Jotie T'Hooft - In Het gedicht)
Na zijn verblijf in Ruiselede trekt Jotie terug naar Gent en hervalt in zijn oude levensstijl. Zijn nieuwe bezigheden zijn de magie en het occulte. Toen hij de leer wat onder de knie had, werd hij door velen aanschouwd als een meester in de leer. Volgens zijn vriend Chris Dhaenens bevond Jotie zich toen al op 'het pad van de macht'. Velen keken naar hem op, volgden hem in al wat hij beweerde. 'Onder de sluier van de magie worden zijn prooien kwetsbaar, mannen krijgt hij in een intellectuele greep en vrouwen maakt hij verslaafd aan zijn seksuele capaciteiten.' Jotie was ook mooi, hij werd aanbeden om zijn meisjesachtige uiterlijk. Hij hield er zelf ook van, verzorgde het mdet de uiterste zorg, wende allerlei schoonheidsproducten aan, zoals paarse nagellak, zwart kohlpotlood, enz... om het verval van zijn schoonheid te voorkomen. Jotie vreesde dit verval en volgens sommige staat deze angst in verband met zijn zelfmoordneigingen. Ook al werd hij zo vereerd, Jotie voelde zich onbegrepen, alleen. Maar hij was niet langer de wanhopige tiener die zich aan zijn vader had proberen uitleggen, zonder resultaat echter...
Het was in deze periode dat hij halsoverkop verliefd werd op Ingrid Weverbergh, de dochter van Julien Weverbergh - de toenmalige directeur van uitgevere Manteau. Op 29 augustus 1975 treden Jotie en Ingrid heimelijk in het huwelijk. Kort na dit huwelijk ontmoet Jotie zijn schoonvader, die hem vervolgens aan een job helpt als lector bij Manteau. Eveneens rond deze periode verschijnt zijn eerste dichtbundel 'Schreeuwlandschap', zijn officiële intrede in de literaire wereld. Vervolgens won hj met zijn tweede bundel 'Junkieverdriet' de Reina Prinsen Geerligsprijs. In zijn korte leven publiceerde hij m.a.w. 2 succesvolle dichtbundels. Jotie werd al snel een literair fenomeen, waardoor hij van de buitenwereld geïsoleerd geraakte. Toen Jotie herviel in overmatig druggebruik raakten Ingrid en hij al snel in de financiële problemen. Hij verduisterde een cheque van de uitgeverij en toen dit werd ontdekt, ondernam hij zijn tweede zelfmoordpoging in een bergruimte van de uitgeverij. Deze keer door een hele fles whiskey (Cutty Sark) leeg te drinken en zich te injecteren met een oplossing van Valium-tabletten. Opnieuw overleefde Jotie de zelfmoordpoging, maar de doodswil bleef... In de periode na deze poging vroeg hij aan zijn moeder: 'Moe, als jij wil leven, dan leef jij. Wel, als ik wil doodgaan, waarom mag ik dat dan niet?'
"Of er een vrucht is van dat alles
Vraag ik mij niet langer af,
Maar ik probeer u te benaderen,
Nog even, voor het graf."
(uit: Jotie T'Hooft - Samen)
Het koppel begon steeds exuberanter te leven en trok naar Brussel. thuis liet hij een briefje achter dat hij nooit meer weer zou keren. Jotie raakte zwaar aan de drugs, hun appartement in Sint-Agatha-Berchem werd helemaal in het zwart geschilderd, zelfs de meubels waren zwart en binnenshuis droeg Jotie een zonnenbril met reflecterende glazen. Jotie ervoer (volgens hem) een onvergankelijke eenheid met de duisternis, voor Jotie was niets duister genoeg, zelfs niet de dood. Door de speed veranderde Jotie's karakter, hij was niet langer de zachtaardige jongeman. Jotie streefde naar eenheid, zowel met het donker, met drugs, maar op de eerste plaats zoch hij die eenheid in liefde, zijn fundamentele eenzaamheid werd af en toe een kleine beetje verzacht door de ervaring van verbondenheid, maar maakte ook de pijn van verlatenheid groter. Toen Chapo hem indertijd verliet, ondernam Jotie een zelfmoordpoging. En dan vertrekt Ingrid...
Jotie contacteerde kort daarna Christian, die akkoord ging om Jotie van cocaïne te voorzien. Jotie had hem verteld dat hij spoedig op een verre reis zou vertrekken. eens de drufs te hebben afgehaald, trok het koppel naar het huis van Christian in de Meestraat in Brugge. Op een klein kamertje, in dit vervallen rijhuisje, diende Jotie zich het fatale shot toe, in de nacht van 5 op 6 oktober 1977. Het nummer 'The End' van The Doors speelde herhaaldelijk verder. Het gign duidelijk om een derde zelfmoordpoging, gezien Jotie's laatste woorden op de kale muur van get kamertje: "Dag kleine meid! Veel geluk!". Verder liet hij ook nog een afscheidsbrief na aan Julien Weverbergh, waarin hij deze de toestemming gaf om zijn laatste gedichten te publiceren. Ze werder waaiervormig verspreid teruggevonden op de schoorsteenmantel van zijn huis in Sint-Agatha-Berchem. Jotie werd die bewuste nacht nog overgebracht naar de Sint-Lukaskliniek, maar stierf nog vooraleer hij naar de reanimatiekamer kon worden overgebracht.
"Dat alles binnen de taal,
keelklank, eeuwenoude kwaal:
slechts één naam legt iets bloot
de eeuwenoude roepnaam Dood."
(uit: Jotie T'Hooft - Namen)
(Bio by Kati)
Myspace Layouts at Pimp-My-Profile.com / Grey floral